Monday, July 08, 2019

Over 'Het fiere schooiershart'

De kracht van Het fiere schooiershart zit in het zelfbewustzijn: 'ook al ziet men mij als een bajesklant, ook al noemt men mij een schooier, ik ben toch een hoogstaand mens, want ik ben enkel getroffen door het noodlot en heb een hart dat fier is gebleven'. Deze hooggestemde boodschap is op steeds omhoog gaande muziek gezet, wat natuurlijk een dramatisch dan wel triomfantelijk effect heeft. Het verhaal dat hier geschetst wordt, man raakt door omstandigheden aan lager wal en krijgt aalmoes van dochter die hem niet herkent, is een bekend motief. In de negentiende eeuw kwam het in veel melodramatische stukken voor en in de jaren dertig gebruikte Chaplin het nog in zijn film City Lights.
Het fiere schooiershart heeft sinds zijn ontstaan altijd repertoire gehouden. Het was het lievelingslied van Adèle Bloemendaal, die het nog in de jaren tachtig in een van haar shows zong.

Het ontstaan van het lied ligt in 1919 toen veelschrijver Otto Zeegers (1879 - 1938) het op papier zette. Zeegers was de zoon van een bovenmeester, een markante, bebaarde figuur met linkse opvattingen die rooie liedjes schreef (De roepstem der volken!), maar ook toneel met sociale strekking, nieuwjaarswensen voor de Stadsschouwburg , berijmde voetbalverslagen voor de sportkrant en vooral heel veel sentimentele liedjes. Grote successen waren ondermeer "Zwervers kerstnacht" en "Moeder ik kan je niet missen" , allebei gezongen door Willy Derby, de beste van de vooroorlogse smartlappenzangers. Derby had als uitgangspunt dat als hij een dichte strot kreeg bij het lezen van een tekst, die tekst voor hem geschikt was. Hij tekende voor de muziek, hoewel dat in die dagen niet hoefde te betekenen dat hij de muziek daadwerkelijk gecomponeerd had. Begin 1920 zette hij het op de plaat. Het werd een van zijn grootste successen waar de mensen steeds weer om vroegen.

HET FIERE SCHOOIERSHART (1919)

Ik loop als een schooier door weer en door wind
Bij dag en tot diep in de nacht
Er is haast geen mens me wat vriend'lijk gezind
Ik word door een ieder veracht
De dames en heren die gaan me voorbij
Er zijn er die 'k goed heb gekend
Ze houden vol afschuw hun kleren opzij
Uit angst voor zo'n schunnige vent

Maar onder m'n lompen, daar draag ik nog iets
Waarmee ik de wereld tart
Daar klopt en daar leeft
Daar lijdt en daar beeft
M'n fiere schooiershart

Er was eens een tijd - het is al jaren geleen
Dat 'k niet zo'n verschoppeling was
Toen sneed me de wind door m'n kleren niet heen
Toen drong er geen kou door m'n jas
Toen had ik een woning, toen kende 'k geluk
Toen had ik een vrouw en een kind
Opeens greep het Noodlot me weg - met een ruk
O God! wat 'k zo teer had bemind

Een krach op de beurs en m'n zaken failliet
Aan flarden m'n hele bestaan
Een vriend die me hielp? Ach, die vond ik toen niet
Ze lieten het Noodlot begaan
En drie maanden later, toen greep het m'n vrouw
En gaf haar een kerel met geld
't Was uit met haar liefde. 't Was uit met haar trouw
Ze was zo op weelde gesteld

Ik weet niet hoe alles toen juist is gebeurd
Ik was zo krankzinnig van smart
Het was of m'n kop me vaneen werd gescheurd
M'n vuist werd als ijzer zo hard
Ik wist het niet eerder, dan toen ik m'n hand
Zo gruwelijk rood zag van bloed
Ik heb... voor zijn dood... naar de Wetten van 't land
Vijf jaar van mijn leven geboet

En toen ik weer loskwam, toen was ik een man
Die niets op de wereld meer had
Zo'n schooier als ik ben, daar gruwen ze van
Zo'n schooier die vijf jaar lang zat
Maar straks toen ik in het portiek van een bar
Wat schuilde voor regen en wind
Toen hoorde 'k opeens bij de vrolijkheid daar
De stem en de lach van m'n kind

Ze was als een deerne in zij en in kant
Ze liep met een sjieke meneer
O God! en toen lei ze een gulden in m'n hand
En keek met een lachje op me neer
Ze had me in m'n lompen goddank niet herkend
Ze wist niet m'n smart en m'n leed
Ze zag niet de traan van de sjofele vent
Die 't geldstuk het water insmeet

Maar onder m'n lompen, daar draag ik nog iets
Waarmee ik de wereld tart
Daar klopt en daar leeft
Daar lijdt en daar beeft
M'n fiere schooiershart

tekst: Otto Zeegers
muziek: Willy Derby